Tekst Noortje van Zijl Beeld Shutterstock

Beoordeling primaire keringen

De kust is veilig

We kennen allemaal het verhaal van Hansje Brinkers en hoe een watersnood werd voorkomen doordat een jongetje zijn vinger in de dijk stak. Maar in 2022 redden we het met zo’n eenvoudige oplossing niet. Om Nederland veilig te houden hebben waterbeheerders de afgelopen 6 jaar alle primaire keringen beoordeeld. Dat was geen gemakkelijke opdracht, vertellen Ronny Vergouwe, adviseur waterveiligheid bij waterschap Rivierenland en Niels Roode, programmamanager rijkskeringen bij Rijkswaterstaat.

Een nieuwe normering is erop gericht om de kans op overstroming voldoende klein te maken en te houden

Voor de beoordelingsrondes zouden de waterbeheerders eigenlijk 12 jaar hebben. Gelukkig heb je te maken met ingenieurs, vertelt Ronny Vergouwe. ‘Die zien het als een uitdaging om zoiets voor elkaar te krijgen in een korte tijdspanne. Dus linksom of rechtsom gaat het dan gewoon gebeuren.’

‘In 2050 moet alles op orde zijn’

Vroege start Bij waterschap Rivierenland zijn ze dan ook vroeg begonnen. In 2016 werd al een projectteam geformeerd en de nodige kennis en capaciteit ingehuurd om de beoordeling uit te voeren. Zo stond alles op tijd gereed. Niels Roode vertelt dat het bij Rijkswaterstaat wat anders liep. ‘Wij hadden een valse start, en startten eigenlijk 3 jaar later. In het begin ontbrak ook een breed bewustzijn dat we aan de bak moesten. Ook hadden we de waterkeringen niet zo top of mind. Als netwerkbeheerders zijn we bij Rijkswaterstaat in zeven regio’s het hoofdwegennet, het hoofdvaarwegennet en het hoofdwatersysteem aan het beheren. Keringen maken daar onderdeel vanuit, maar we zijn er minder mee bezig dan de waterschappen.’ Toch is het Rijkswaterstaat gelukt om de beoordelingen op tijd af te ronden. Trots vertelt Roode dat ze op een gegeven moment in actie zijn gekomen en een gebundelde aanpak hebben gekozen met aansturen, inkopen en organiseren. ‘Daarmee hebben we het proces kunnen versnellen en een flinke inhaalslag gemaakt en door die bundeling konden we schaarse kennis ook beter inzetten.’ Met een nieuwe normering die erop is gericht om de kans op overstroming van een beschermd gebied voldoende klein te maken en te houden, kregen de waterbeheerders meer vrijheid bij het beoordelen. Dat was heel fijn, blikt Vergouwe terug. ‘Wanneer alles aan de voorkant is vastgelegd, kom je er vaak al snel achter dat iets toch niet past in de praktijk van de beheerder. Door die grotere vrijheid sluit het ook beter aan bij de praktijk.’ ‘Ik denk dat beheerders ook moeten beseffen dat meer interpretatievrijheid van de technische regels ook om meer eigenaarschap over het resultaat vraagt,’ voegt hij toe: ‘Ja, maar dit kwam uit het sommetje... Dat kan echt niet meer.’

Goede basis In december loopt de eerste beoordelingsronde (LBO1) af. Bij deze ronde is de overstap gemaakt naar een overstromingskans per dijktraject. Vergouwe: ‘Daardoor hebben we veel meer inzicht gekregen in onze waterkeringen. Niet alleen wij als inhoudelijke mensen over hoe de dijk in elkaar zit, maar ook de dijkbeheerder die buiten loopt over hoe die dijk zich kan gedragen in een hoogwatersituatie.’ Er is dus een goede basis gelegd, aldus Roode en Vergouwe. Niet alleen voor toekomstige beoordelingen, maar ook voor een betere invulling van de zorgplicht. ‘De inzichten geven ons ook richting in waar we op moeten focussen wat betreft de opgave die we nog hebben,’ beaamt Roode. ‘En ook in het feit dat we de beoordelingen als onderdeel van de zorgplicht zien, en de zorgplicht als onderdeel van ons assetmanagement.’

Naar continu inzicht Na LBO1 begint als snel de tweede beoordelingsronde, LBO2. Vooruitkijkend zou Vergouwe die niet heel anders willen aanpakken. Natuurlijk zal de insteek van de beoordeling anders zijn, de focus zal meer liggen op die onderdelen van de waterkering die er werkelijk toedoen. Maar de projectmatige aanpak met vroege benadering van de markt houdt hij graag hetzelfde. Dat snapt Roode wel, hij zou de volgende ronde graag vroeg beginnen. ‘Het liefst nu met een langere planning en een concreet beeld van hoe we dit continue inzicht in de werkwijze van de zorgplicht, maar ook in de ontwikkeling van instrumenten (BOI) verankeren.’ Een andere wens van Roode is dat een aantal beoordelingen in de volgende ronde weer met het eigen personeel wordt uitgevoerd. ‘Daar leer je simpelweg het meest van. En Rijkswaterstaat is niet alleen beheerder van waterkeringen, maar namens het ministerie ook opsteller van het BOI. Dan moeten we ook ervoor zorgen dat we zelf blijven toepassen wat we ook voor anderen ontwikkelen. Zo weten we hoe een instrumentarium het beste werkt.’

Geen tijd te verliezen Met die continue ontwikkeling in instrumentarium heeft Vergouwe wel wat moeite, geeft hij toe. ‘Er zijn natuurlijk allerlei ontwikkelingen en nieuwe inzichten op het gebied van modellen. Dat is heel goed, maar die ontwikkelingen kunnen ook zorgen voor uitstelgedrag. Want als er een nieuwe ontwikkeling aankomt, waarom zou je dan nu investeren in het beoordelen van je dijk? Op een gegeven moment moet je ervoor kiezen om zaken even te bevriezen zodat iedereen ook echt aan de slag kan en gaat. We hebben met elkaar afgesproken dat in 2050 alles op orde moet zijn. Ja, dan is er niet meer veel tijd voor uitstel.’

Gerelateerde artikelen

Weerloos tegen water? Dat nooit meer
Meelopen met... Speurhond Finn
Versterkingsprojecten Slimmer, beter en vooral veiliger
Tegengeluid 'Wij inwoners kennen het gebied veel beter'

Deel dit artikel

◂ Inhoud