Tekst Maurits van den Toorn

Beeld Jeroen Mooijman

Taskforce Herijking Afvalstoffen

Zet vaart achter
circulaire economie

En maak afvalstoffen sexy

In oktober kwam de Taskforce Herijking Afval­stoffen onder leiding van oud-minister Winnie Sorgdrager met het rapport Grondstof of afval; aanbevelingen voor afvalwet-en regelgeving en de uitvoering daarvan op weg naar een circulaire economie. Belangrijke conclusie van de taskforce: belemmeringen voor de circulaire economie zitten vooral in de uitvoering van wet- en regelgeving. Ook pleit Sorgdrager ervoor om afval een positiever imago te geven. ‘Het zou juist “sexy” moeten zijn om afval te hergebruiken. Maak duidelijk dat het niet gaat om afval, maar om secundaire grondstoffen.’

Sorgdrager vindt dat er grotere stappen moeten worden genomen. ‘Organisaties denken na over de transitie naar een circulaire economie. Maar het blijft allemaal klein, er wordt niet doorgepakt. Met doorpakken bedoel ik besluiten nemen, geld uitgeven en risicovolle vergunningen afgeven.’ Opschalen dus.

Zulke risicovolle vergunningen zijn nodig om afval als grondstof te kunnen gebruiken. Dat werken met reststromen zit niet in het reguliere systeem, legt ze uit. ‘Als je afval gebruikt, betekent het dat je een vergunning als afvalverwerker moet hebben. Sommige omgevingsdiensten durven zo’n vergunning af te geven, andere niet. Als bedrijven zo’n vergunning hebben, moet er vervolgens wederzijds vertrouwen zijn tussen het bedrijf en de omgevingsdienst, omdat dit afwijkt van de normale gang van zaken. Het is een kwestie van high trust, high penalty: als een bedrijf zich niet aan de afspraken houdt, dan is een draconische straf nodig, maar daar zijn we niet goed in.’

Bovendien speelt mee dat het politieke primaat voor het werk van omgevingsdiensten bij wethouders ligt. ‘Die zijn terughoudend, vaak uit een gebrek aan kennis. Dat is ze niet kwalijk te nemen, maar zorg als overheid dan wel dat die kennis er is en ook actief verspreid wordt. Toenmalig staatssecretaris Van Veldhoven heeft in een reactie op het advies gezegd dat het departement al heel veel kennis verspreidt, maar het gaat erom dat dit beter wordt gecoördineerd en vooral dat iedereen dezelfde informatie krijgt. Er moet in het hele land sprake zijn van een level playing field, een bedrijf moet in Groningen hetzelfde te horen krijgen als in Gelderland.’


‘Alles wat je doet,
heeft impact op
andere onderdelen
in de keten’

Winnie Sorgdrager wil drie afvalstromen onderscheiden: een stroom met zorgwekkende stoffen, een veilige stroom helemaal zonder en een stroom waarvoor je nader onderzoek moet doen

Sander Mager

Blij met resultaten

De Unie van Waterschappen was samen met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat opdrachtgever van de Taskforce Herijking Afvalstoffen. ‘Waterschappen zijn duurzame en innovatieve organisaties,’ zegt Sander Mager, bestuurslid van de Unie van Waterschappen. ‘We zien afvalwater al lang niet meer als afval, maar als bron van grondstoffen en energie.’


‘Zo winnen we cellulose, fosfaat, bioplastics & vetzuren, Kaumera en biomassa terug uit afvalstromen via de zogeheten Energie- en Grondstoffenfabrieken,’ legt Mager uit (zie efgf.nl). ‘En we streven ernaar om de vraag naar grondstoffen met een negatieve milieu-impact of die schaars zijn te verminderen. Dit doen we onder andere door onszelf de volgende ambities te stellen: 100 procent circulair uitvragen vanaf 2023, 100 procent circulair aanbesteden vanaf 2030 en gebruikmaken van gerecyclede grondstoffen, bij voorkeur uit eigen productie, zoals baggerslib, maaisel, cellulose en bioplastics.’


Ook vergroten de waterschappen het aanbod aan hernieuwbare alternatieven. ‘Het wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving is daarin een belangrijke stap.’


Experimenten

Met de resultaten van de taskforce zijn de waterschappen blij. Mager: ‘Het advies is een belangrijke aansporing om door te pakken. Het vraagt visie, lef en leiderschap om het advies om te zetten in nieuwe actie. Het is van belang dat we nu vooral de samenwerking zoeken met andere overheden, bedrijven en organisaties in de regio. Niet op elkaar wachten, niet naar de ander wijzen, maar als partijen de handen ineenslaan en samen aan de slag gaan. Ook onder de huidige afvalwetgeving kan er meer dan tot nu in het land gebeurt: geef daarom ruimte aan experimenten.’

Achterhaalde wet- en regelgeving

Het advies signaleert een aantal belemmeringen in wet- en regelgeving. Een voorbeeld daarvan is de Mededingingswet die is ontstaan in de tijd van de lineaire economie. Het advies stelt daarover dat ‘het geloof in marktwerking en concurrentie wellicht bijstelling behoeft als het gaat om de transitie naar een duurzame samenleving, op weg naar een circulair Nederland in 2050.’ Sorgdrager: ‘We zien dat de Mededingingswet belemmerend werkt. Afspraken tussen bedrijven, zoals het begin dit jaar gesloten Plastic Pact, mogen eigenlijk niet. Dergelijke wetgeving is niet meer van deze tijd, het belang van de consument is niet alleen een lage prijs, maar ook duurzaamheid.’

Het aardige is dat dergelijke afspraken wel zijn toegestaan als ze in de wet zijn vastgelegd. De Wet ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven, die momenteel bij de Tweede Kamer ligt, gaat het mogelijk maken zulke initiatieven te realiseren door ze om te zetten in voorschriften. Organisaties kunnen daardoor samenwerken aan oplossingen die het milieu minder belasten of de klimaatverandering tegengaan.


Verschillende interpretaties

Misschien nog wel een groter probleem dan de regels zelf zijn verschillen in de uitvoering ervan. Omgevingsdiensten, de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit interpreteren in vergelijkbare situaties de regels niet altijd op dezelfde manier. De interpretatie kan zelfs per medewerker of inspecteur verschillen. Dat vergunningverlening, toezicht en handhaving decentraal zijn georganiseerd is een gegeven, maar door het ontbreken van voldoende regie, ontstaat er op ieder uitvoerend niveau verschillend beleid. Sorgdrager daarover: ‘We hebben veel gedecentraliseerd, maar in dit dossier is een vorm van regie nodig, iedereen heeft daar behoefte aan. Dat kan vanuit het rijk, maar je kunt ook de twaalf provincies zelf samen één punt laten opzetten om zo de gemeenten bij de les te houden. De uitvoering kun je vervolgens decentraal laten. Zo’n centraal punt is misschien tegenstrijdig aan de huidige politiek-bestuurlijke ontwikkelingen, maar is echt nodig.’


Samenhang

Overigens zijn ook Europese afspraken dringend nodig, omdat niet alleen in Nederland maar in heel Europa eigenlijk alles met elkaar samenhangt. Een voorbeeld hoe gecompliceerd het allemaal is: ‘We produceren steeds minder afval. Dat is positief. Maar om de afvalverbrandingsovens aan de gang te houden, importeren we nu afval van elders in Europa. Als we dat hier verbranden komt dat wel op onze CO2-rekening; daar moet je in Europees verband afspraken over maken. Eigenlijk moet je natuurlijk helemaal ophouden met het verslepen van afval, maar afvalverbranding levert ook energie en die moet je dan weer ergens anders vandaan halen. Kortom, alles wat je doet, heeft impact op andere onderdelen in de keten.’

‘Er moet in het
hele land sprake
zijn van een
level playing field’

Afval bestaat niet

In het advies is ook een pleidooi te vinden om afval een positiever imago te geven. Nu heeft werken met afval nog steeds een negatieve connotatie, terwijl het juist “sexy” zou moeten zijn om afval te hergebruiken. Sorgdrager: ‘Maak duidelijk dat het niet gaat om afval, maar om secundaire grondstoffen. Bovendien kun je campagnes voeren om duidelijk te maken dat het goed is dat producten juist uit afval zijn gemaakt; mensen vinden dat mooi.’ Dergelijke campagnes zijn er ook al, getuige een passerende tram met reclame voor kleding die voor minstens 38 procent is gefabriceerd uit gerecyclede Petflessen. Maar op grote schaal afval hergebruiken vergt meer dan een campagne. ‘Het lastige is dat gebruikte spullen en materialen niet zijn gecertificeerd, dat vormt een probleem voor je productaansprakelijkheid. Daar moeten normen voor worden ontwikkeld. Ook maken we nu geen onderscheid tussen afval waar zorgwekkende stoffen in zitten en gewoon afval, het is nu allemaal ongedifferentieerd. Wij pleiten daarom voor drie stromen: een stroom met zorgwekkende stoffen, een veilige stroom helemaal zonder en een stroom waarvoor je nader onderzoek moet doen.’


Cellulose en struviet

'Voor waterschappen moet er meer ruimte komen om producten uit afvalwater toe te passen, bijvoorbeeld cellulose voor wegverharding en struviet. Verder moet er onderscheid komen waar je het afval voor wilt gebruiken. Aan materialen voor wegverharding hoef je minder strenge eisen te stellen dan aan spullen voor woninginrichting of voor gebruik in de voedselketen.’

Al met al moet er nog veel gebeuren. Het is immers de bedoeling dat we al in 2030

50 procent minder primaire grondstoffen met een negatieve milieu-impact gebruiken, zoals het officieel wordt geformuleerd. Sorgdrager is er sceptisch over. ‘Dat is al over 10 jaar. We hebben inmiddels wel allerlei akkoorden gesloten, maar het is allemaal niet afdwingbaar. Ik vraag me af hoe het gaat lopen als het moeilijk wordt en geld gaat kosten.’

Stientje van Veldhoven

Volledig circulair

Stientje van Veldhoven, bij het schrijven van dit interview staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat maar inmiddels minister voor Milieu en Wonen, kondigt een aantal stappen aan op basis van het advies.


Zo komt er een verkenning voor welke afvalstromen het wenselijk is om generiek te regelen wat uit het afvalrecht wordt gehaald. Ook wordt onderzocht welk instrumentarium voor welke afvalstroom het meest geschikt is.


Opschalen

Van Veldhoven: ‘Ik bekijk of de ruimte in de huidige en toekomstige juridische kaders om experimenten mogelijk te maken voldoende bekend is en benut wordt, en waar mogelijk zet ik mij op Europees niveau in om de discussie over de afvaldefinitie te blijven voeren.’ De aanvullende acties die uit het rapport voortvloeien, worden opgenomen in de actualisatie van het rijksbrede Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie.

‘Veel wetgeving is inderdaad bedacht voor een lineaire economie,’ aldus Van Veldhoven. ‘Daarom is het belangrijk om te bekijken waar de regelgeving knelt. We doen dit samen met overheden, brancheorganisaties en bedrijven als onderdeel van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie. Het is belangrijk om ondernemers die tegen knellende regelgeving aanlopen een concrete oplossing te bieden. We hebben het Versnellingshuis opgezet om de knelpunten op tafel te krijgen. Verder zorg ik ervoor dat de informatievoorziening op orde is, zodat ondernemers weten hoe ze om moeten gaan met de regelgeving.’

Het doel is duidelijk: ‘Met elkaar opschalen, versnellen en structureren van de ontwikkeling van circulaire economie in Nederland, met als uiteindelijk doel een volledig circulaire economie in Nederland in 2050.’

Gerelateerde artikelen

Deel dit artikel