Tekst Harmke Berghuis

Beeld Topsector Water & Maritiem

Boegbeeld Topsector Water &
Maritiem Annemieke Nijhof

‘Maak ruimte voor het onvoorspelbare’

Pleidooi voor kwaliteit door variëteit

‘Water verbindt. Waterschappers moeten luisteren naar de emoties en onderwerpen die spelen in de samenleving. Ingenieurs denken: daar zijn wij toch niet van, dat kunnen wij toch niet? Maar ik zeg: ga je gebied in, ga samenwerken en overbrug de kloof.’ Dat zegt Annemieke Nijhof, boegbeeld van Topsector Water & Maritiem.

Nijhof is van huis uit ingenieur. Toch benadert ze een onderwerp als innovatie niet enkel vanuit technisch perspectief. Juist niet, een van haar stokpaardjes is dat een multidisciplinaire benadering en ruimte voor andere denkwijzen tot veel betere inzichten leiden. Ze was onder andere CEO bij advies- en ingenieursbureau Tauw en directeur-generaal Water bij het toenmalige ministerie van Infrastructuur & Milieu. Tegenwoordig draagt ze vanuit Topsector Water & Maritiem bij aan verbindingen tussen de markt, overheid en onderzoeksinstellingen. Zodat er innovatieve en duurzame oplossingen gevonden kunnen worden voor de wereldwijde waterproblematiek.

Volgens Nijhof is het lastig om innovaties van pilot naar mainstream te brengen. ‘We zouden het woord “pilot” moeten verbieden en alleen nog maar moeten spreken van “prototype”. Met “prototype” focus je op de impact die een innovatie moet maken in plaats van enkel te testen of iets werkt. Een obstakel is dat overheden met publiek geld werken en daarom ook een publieke aanbesteding moeten doen. Dat wil zeggen: ze willen aan meerdere partijen een uitvraag kunnen doen. Dat maakt de bereidheid van bedrijven en private partijen om te investeren klein, want ze hebben geen garantie dat het iets oplevert. In de consumentenmarkt werkt dat anders. De Apples van deze wereld steken veel geld in de ontwikkeling van hun producten, omdat ze weten dat ze dat geld later kunnen terugverdienen. Zulke monopolies bestaan er niet in de watersector.’

De vraag is: hoe stap je uit die impasse? Nijhof: ‘We moeten overstappen naar een programmatische aanpak van projecten. We zien dat bepaalde onderwerpen in de hele watersector spelen, bijvoorbeeld medicijnresten in het water en het voldoen aan Europese waterrichtlijnen. Dan zouden we moeten inventariseren: wie hebben dit probleem? Zullen we samenwerken? En wat mag het kosten? Vervolgens moeten we voor dit soort grote projecten een programma opzetten dat 5 jaar duurt. De overheid investeert in dit programma, op voorwaarde dat marktpartijen ook 30 procent van de kosten dragen en dat de resultaten voor iedereen toegankelijk zijn. De marktpartijen mogen dus geen patenten aanvragen op de innovaties die hieruit voortkomen.’


Nieuwe markt

Waarom zou een marktpartij dan willen investeren? ‘Het is gunstig voor marktpartijen als er meerdere spelers op de markt zijn. De overheid doet geen aanbesteding bij maar één bedrijf. Je hebt er dus niets aan als je het enige bedrijf bent met een bepaalde techniek of product.’

‘Als je met meerdere partijen werkt aan de ontwikkeling van innovaties, creëer je samen het nieuwe normaal, een nieuwe markt. Als je het helemaal alleen wilt doen, wordt het nooit wat.’

‘De watersector vindt
het moeilijk om
aantrekkelijk te zijn
voor mensen uit
andere culturen’

Witte wereld

Nijhof heeft zich vaak uitgesproken voor meer diversiteit in de watersector. Dat speelt ook een rol bij innoveren, is haar overtuiging. ‘Het goede nieuws is: er werken al veel meer vrouwen in de sector. Maar het blijft zo’n witte wereld. We vinden het kennelijk als watersector heel moeilijk om aantrekkelijk te zijn voor mensen uit andere culturen, met een andere afkomst. De waterschappen zijn een goed bewaard geheim. En dat is jammer, want je bereikt kwaliteit door variëteit.’

Door niet in dezelfde vijver te blijven vissen, maak je de watersector minder wit, aldus Nijhof. ‘We hadden een keer bij het ministerie zeven vacatures om te vullen. Ik heb toen als eis gesteld dat ze gevuld moesten worden door mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. De leidinggevende kwam op een gegeven moment terug en zei dat het niet gelukt was. Dan vullen we ze niet, zei ik. Uiteindelijk is het toch gelukt. Je moet alleen buiten je eigen biotoop kijken.’

Ze pleit ervoor om te kiezen voor een multidisciplinaire benadering. ‘En schakel ook mensen in met een achtergrond in geschiedenis, journalistiek, kunst. Ik ben zelf ingenieur, natuurlijk is het voor mij het gemakkelijkst om te werken met iemand die hetzelfde denkt als ik. Als ik praat met iemand die juist heel creatief is, gaat zo’n gesprek vaak alle kanten op. Maar daar kan iets heel moois uitkomen. Je moet ruimte voor het onvoorspelbare creëren. Dat is een onmisbare factor.’


Hartenkreet

Wat kunnen de waterschappen nog meer doen om beter te innoveren? Nijhof: ‘Dan komen we bij een andere hartenkreet van mij: manifesteren. Dat is niet hetzelfde als etaleren. Het is niet jezelf op je borst kloppen. Het gaat over laten zien wat je als persoon of organisatie in de aanbieding hebt. Als niemand weet dat je bepaalde kennis in huis hebt, kunnen ze je ook niet om advies vragen. Dat is zelfsabotage. “Je bewijst niemand een dienst door je kleiner te maken dan je bent,” zei Nelson Mandela bij zijn inauguratie.’

Ze vindt het heel fijn als de waterschappen zich bewust bezighouden met de vraag waar zij van zijn. ‘Wat er in hun gebied van waarde is, hoe de gemeenschap in elkaar zit. Ik maak me erg zorgen over de steeds grotere scheidslijnen die in de samenleving ontstaan. Boer tegenover stad, jong tegenover oud, enzovoort. Die kant moeten we niet op.’

‘Water verbindt,’ aldus Nijhof. ‘Waterschappers moeten luisteren naar de emoties en onderwerpen die spelen in de samenleving. Ingenieurs denken dan: daar zijn wij toch niet van, dat kunnen wij toch niet? Maar ik zeg: ga je gebied in, ga samenwerken en overbrug de kloof. Iemand moet het doen en de waterschappen hebben momenteel de beste kaarten.’

image

Gerelateerde artikelen

Deel dit artikel