
Tekst Jelle van der Meulen Beeld ANP Foto
Kamerleden Laura Bromet en Tjeerd de Groot blikken terug en vooruit
Omstreden wetswijziging is eerste stap
Na jarenlang steggelen en een verhitte politieke strijd was het in december dan eindelijk zover: het stelsel van geborgde zetels is aangepast. Voor indieners van het wetsvoorstel Laura Bromet (GroenLinks) en Tjeerd de Groot (D66) betekent de wijziging een overwinning en een belangrijke stap voorwaarts. ‘We blijven de waterschappen kritisch volgen.’
Van links naar rechts: Laura Bromet, Tjeerd de Groot, minister van Financiën Sigrid Kaag en staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering Alexandra van Huffelen tijdens de stemming in de Eerste Kamer over het initiatiefwetsvoorstel van Bromet en De Groot om de geborgde zetels voor bedrijven te schrappen
Wanneer Laura Bromet normaal gesproken een wetsvoorstel indient, krijgt ze misschien een paar brieven of een belletje van mensen die het niet met haar eens zijn. Bij het voorstel om de geborgde zetels te wijzigen, was de weerstand veel groter, vertelt ze. ‘Wijzelf en andere Kamerleden die dit wilden steunen, zijn enorm onder druk gezet. Maar alle verzet tijdens het proces voelde voor ons als een bevestiging dat we goed bezig waren.’ Tjeerd de Groot voegt toe: ‘De weerstand is eigenlijk een bewijs van hoe nodig deze hervorming was. Het lijkt erop dat de geborgde zetels van grote betekenis zijn voor de huidige besluitvorming van de waterschappen.’
‘Het verzet voelde als een bevestiging dat we goed bezig waren’
Algemeen belang Voor de wetswijziging had ieder waterschap naast het (democratisch gekozen) algemeen bestuur zeven tot negen geborgde zetels, voor mensen uit het bedrijfsleven, de agrarische sector en natuurbeheer. Zij werden voorgedragen door belangenorganisaties. Ondemocratisch, stelden critici, en leidend tot onevenredige vertegenwoordiging voor de drie deelbelangen. Met de wetswijziging zijn de zetels voor het bedrijfsleven verdwenen en hebben natuurbeheer en de agrarische sector er beide nog maar twee in ieder waterschapsbestuur. Bovendien nemen mensen met geborgde zetels niet langer automatisch zitting in het dagelijks bestuur. ‘Een bestuur mag per definitie alleen maar over het algemeen belang gaan,’ zegt De Groot. ‘Dat was bij de waterschappen onvoldoende het geval. Daar komt bij dat er een politieke discussie gevoerd moest worden over wat we verstaan onder het algemeen belang. De uitkomst van die discussie was dat bijzondere belangen een buitenproportioneel groot aandeel hadden. Die structuur zorgde voor een verminderd democratisch stelsel.’ Voorstanders van de geborgde zetels meenden juist dat die geborgde zetels veel kennis hadden over het werk van de waterschappen en dat de taken van de waterschappen toch al jaren goed uitgevoerd worden. De Groot is het daar niet mee eens. ‘Het is allang niet meer zo dat je als agrariër iedere polder kent. Neem wetterskip Fryslân: dat is zo groot, dan ken je hooguit je eigen gebied. Bovendien draait het werk van de waterschappen om veel meer dan waterbeheer. Het gaat ook om biodiversiteit, klimaat, waterkwaliteit. Dat vergt een bredere kennis dan alleen over hoe je droge voeten kunt houden.’ En juist met die opgaven gaat het niet goed genoeg, vinden De Groot en Bromet. Ze stellen dat we onvoldoende zijn voorbereid op de gevolgen van klimaatverandering, dat veenweidemaatregelen slechts schoorvoetend van de grond komen en dat de Kaderrichtlijn Water zomaar eens een vergelijkbaar fiasco kan worden als de stikstofcrisis. De Groot: ‘De waterschappen moeten sneller acteren dan ze nu doen, willen ze die grote uitdagingen het hoofd kunnen bieden. Daarmee is het ook een kans voor ze: ze kunnen relevant zijn en oplossingen bieden voor maatschappelijke problemen.’
Toekomst Het initiële wetsvoorstel van Bromet en De Groot was erop gericht de geborgde zetels in het geheel te ontmantelen. Op het moment zijn er geen concrete plannen om opnieuw een poging daartoe te doen, zegt Bromet, maar ze blijft de waterschappen kritisch volgen. ‘Volledige democratisering is wel iets waarover we blijven spreken.’ De Groot vult aan: ‘Waterschappen hebben toekomst, mits ze hun taken uitoefenen. Vanuit het rijk is gelukkig een heel grote, brede aanpak begonnen voor water en natuur. Op provincieniveau zie je daarover al aarzelingen om die aanpak uit te voeren. Het rijk heeft de mogelijkheid om de provincie aanwijzingen te geven. Het kan niet zo zijn dat het vervolgens uiteindelijk strandt bij de waterschappen. Dat kunnen we ons gewoonweg niet veroorloven.’
Waardering De kritiek van de Kamerleden betreft vooral de governance van de waterschappen en geenszins de mensen die er werken, benadrukt De Groot tot slot. ‘Voor hen heb ik grote waardering.’ Bromet sluit zich daar bij aan: ‘Ik woon zelf in een waterrijk gebied. Dat wordt allemaal maar droog gehouden en ik zie in mijn omgeving hele positieve ontwikkelingen op het gebied van biodiversiteit. Dat is te danken aan het waterschap, maar niet veel inwoners hebben daar weet van.’ ‘Wees als waterschapper dus trots op jezelf en laat zien wat je allemaal doet,’ zegt ze. ‘Immers, dat kan je werk en het functioneren van de democratie alleen maar ten goede komen.’