
Column Hans Vollaard
Democratisch succes?
Waterschappen deden hun werk gewoon goed, en daarom gingen zo weinig mensen stemmen in 2008, zo stelde een woordvoerster van de Unie van Waterschappen. De opkomst van minder dan 25 procent leidde in politiek-bestuurlijke kring niettemin tot ontevredenheid. Directe verkiezingen voeden de discussie over het voortbestaan van waterschappen maar, aldus de regering in 2011. Dat zou waterschappen afleiden van hun werk. Uiteindelijk besloot Den Haag om toch directe waterschapsverkiezingen te behouden, in combinatie met Provinciale Statenverkiezingen. Zo’n combinatie van verkiezingen is een bekend paardenmiddel om opkomstcijfers omhoog te krikken. En de opkomst steeg inderdaad, naar 43,5 procent in 2015 en 51,3 procent in 2019. Een succesverhaal, zo klonk het vervolgens in waterschapsland. Inderdaad, de discussie over de afschaffing van waterschappen is geluwd. De hogere opkomst wil echter nog niet zeggen dat waterschapsdemocratie een succes is geworden. Verkiezingen geven inwoners de mogelijkheid om politici en bestuurders af te rekenen op het werk dat ze (niet) hebben geleverd. Ook kunnen inwoners zo een inhoudelijk mandaat meegeven aan hun volksvertegenwoordigers. Dat is altijd al een fictie, want hoeveel weten inwoners eigenlijk van wat hun politici en bestuurders hebben gedaan, en wat ze voorstellen? Over de Tweede Kamer krijgen inwoners nog wel informatie via de media mee. Maar over het waterschap? Het Provinciaal en Waterschapskiezersonderzoek 2020 liet zien dat vier van de vijf mensen nog niet eens de naam van hun waterschap kenden. Veel mensen wisten daarnaast niet wat ze moesten vinden van hun waterschapspolitici. Ze ervaren ook beperkt invloed van het waterschap. En 80 procent heeft geen interesse in waterschapspolitiek. Onbekendheid, beperkt ervaren invloed, marginale interesse... Dat zijn belangrijke factoren die de opkomst drukken. Dat de opkomst sinds 2008 toch is gestegen, ligt eerder aan de combinatie met de verkiezingen van Provinciale Staten. En die verkiezen de Eerste Kamer. Als het daar dan spant om de steun voor de regeringscoalitie, dan trekt dat meer inwoners naar de provinciale én waterschapsverkiezingen. Een hogere opkomst bij de waterschapsverkiezingen is dus nog geen teken dat bekendheid, ervaren invloed en interesse zijn gegroeid. Dan werken die verkiezingen nog niet naar behoren. Met alle aandacht voor droogte, (grond)waterkwaliteit en waterberging kunnen de bekendheid, invloed en interesse van waterschappen onder inwoners wel wat toegenomen zijn. Dat kan de opkomst stimuleren, zeker als politieke partijen duidelijke keuzes bieden. Dat lost een ander democratisch probleem echter nog niet op: ongelijke vertegenwoordiging. Niet-stemmers hebben andere politieke voorkeuren dan stemmers. Dat zal ertoe hebben bijgedragen dat waterschapspolitici nu linkser zijn, milieumaatregelen meer nodig vinden en klimaatverandering problematischer vinden dan de gemiddelde inwoner. Als nieuwe stemmers echter vooral lijken op bestaande stemmers, dan is de ongelijke vertegenwoordiging nog niet rechtgetrokken. Een hogere opkomst hoeft ook in dit opzicht geen democratisch succesverhaal te zijn. Is er dan geen hoop voor de democratische band tussen inwoners en waterschappen? Toch wel, als waterschapspolitici tijdens hun zittingstermijn actief en zichtbaar voor stemmers en niet-stemmers opkomen. De grote desinteresse maakt dat niet makkelijk. Maar als waterschappen democratische legitimiteit belangrijk vinden, zijn ze daartoe verplicht.
Hans Vollaard universitair hoofddocent politicologie aan de Universiteit Utrecht is codirecteur van het Provinciaal en Waterschapskiezersonderzoek 2023 en medesamensteller van Waterschappen: Democratie in een onbekend bestuur.
Gerelateerde artikelen