Tekst Bas Nieuwenhuijsen Beeld Robin Britstra
V.l.n.r. Martin Wilschut, Joep van Doornik en Paul Roeleveld
Toekomstbestendige Slibverwerking:
Duurzaamheid als leidraad
Toen waterschap Vallei en Veluwe enkele jaren geleden de verwerking van zuiveringsslib aanbesteedde, rees de vraag of de verwerking van het slib duurzamer kon. Na een grondige studie concludeerden Vallei en Veluwe en partner GMB BioEnergie, ondersteund door Royal HaskoningDHV, dat de huidige werkwijze (biologisch drogen en het restant verbranden voor duurzame energieopwekking) nog steeds bij de beste methoden hoort. Maar blijft dat zo?
Joep van Doornik (projectmanager bij Vallei en Veluwe) schetst de achtergrond van het onderzoek dat ruim twee jaar heeft geduurd. ‘We willen naar een circulaire economie en duurzaamheid is daarbij een belangrijk doel. Met de aanbesteding wilden we beweging krijgen in de markt. Het onderzoek hebben we gedaan om te zien wat er aan technologische mogelijkheden is en of de huidige slibketen te verbeteren is.’ Martin Wilschut (manager technologie en ontwikkeling bij GMB BioEnergie) vult aan: ‘We hebben dus gekeken naar de stand van de technologie en we hebben criteria opgesteld waaraan de slibverwerking moet voldoen. Die criteria hebben we een wegingsfactor meegegeven. Wat vind je het belangrijkst? Betaalbaarheid? Duurzaamheid? Iets anders?’
Criteria ‘We hebben zes criteria geformuleerd,’ vertelt Paul Roeleveld (director business development & innovations bij Royal HaskoningDHV) ‘Betrouwbaarheid, CO2-footprint, terugwinnen van grondstoffen, toekomstbestendigheid, betaalbaarheid en vergunbaarheid.’ In samenspraak met tal van anderen bepaalde het onderzoeksteam een rangorde in die criteria. Van Doornik: ‘We vonden de CO2-footprint en betrouwbaarheid het belangrijkst.’ Roeleveld: ‘Betaalbaarheid stond uiteindelijk onderaan. Dat was spannend, maar ook in het overleg met bijvoorbeeld bestuurders was daar steun voor.’ Dat draagvlak was essentieel, aldus Wilschut. ‘Je wilt geen discussie krijgen achteraf.’ Overigens is in het onderzoek ook naar het buitenland gekeken, zo zijn er studiereizen gemaakt naar Duitsland en Denemarken. ‘Maar we zijn uitgegaan van de Nederlandse situatie en bestaand beleid,’ zegt Van Doornik. ‘In het buitenland is de slibverwerking ook meer versnipperd dan bij ons,’ voegt Roeleveld toe. Wilschut wijst op nog een cruciaal aspect: ‘Er zijn verschillen in wet- en regelgeving.’ En die verschillen maken sommige oplossingen voor bijvoorbeeld hergebruik van slib (of uit slib verkregen grondstoffen) in Nederland minder makkelijk. ‘Het wordt toch gezien als afval,’ merkt Roeleveld op. ‘Veel grondstoffen die je uit het slib kunt halen, zijn bijvoorbeeld te gebruiken in de landbouw. Maar daar zitten wel regels aan vast.’
‘We houden een vinger aan de pols’
Publiek-private samenwerking Al met al stelde het onderzoeksteam dus vast dat er voorlopig het beste aan de huidige verwerkingsmethode kan worden vastgehouden. ‘Maar we houden een vinger aan de pols,’ meldt Van Doornik. ‘In 2028 kijken we opnieuw hiernaar.’ Over de samenwerking in het afgelopen onderzoekstraject zijn ze trots. ‘We hebben samen echt één team gevormd, en daarbij maakte het niet uit wie van welke organisatie kwam,’ vindt Wilschut terugkijkend. Roeleveld: ‘Het was een open, transparant proces.’ En beiden sluiten zich aan bij Van Doornik, die concludeert: ‘Het was een goed voorbeeld van hoe wij als overheid met partners in de markt kunnen samenwerken. We hebben gezamenlijk een stip aan de horizon geplaatst en bekeken hoe we daar kunnen komen. Dat is mooi.‘I