Tekst Marjan van Wijngaarden Beeld Dimitry de Bruin
Waterkracht
Toiletpapier wordt fietspad
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden wint cellulose uit rioolwater
Ieder jaar spoelen Nederlanders ongeveer 180.000 ton wc-papier door het toilet. Van dit papier kun je een grondstof maken: cellulose. Daarom tekende het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden vorige zomer een overeenkomst met het bedrijf Cellvation voor het bouwen van een installatie die bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) in Leidsche Rijn cellulose uit het rioolwater terugwint. Eric van der Zandt, business developer circulaire economie van het hoogheemraadschap en Erik Pijlman, managing director van Cellvation, vertellen hoe het gaat met het project.
Wat was de aanleiding om dit project te starten?
Eric van der Zandt: ‘Eigenlijk was de eerste aanleiding nogal triviaal: de rwzi in Leidsche Rijn had te weinig capaciteit. Daarom plaatsten we in 2020 fijnzeven die zeefgoed met daarin een groot aandeel cellulose, dus zeg maar het wc-papier, uit het rioolwater konden halen. Tegelijkertijd wilden we ook aan de slag met energie en grondstoffen, net als alle waterschappen. En cellulose is een kansrijke afvalstof voor hergebruik.’ Erik Pijlman: ‘Via de Energie- en Grondstoffenfabriek kwamen wij met De Stichtse Rijnlanden in contact. Cellvation heeft een proces ontwikkeld dat de cellulosevezels uit zeefgoed opwerkt tot de grondstof Recell. Om dit als eerste in Nederland met rwzi’s en afnemers van de grondstof voor elkaar te krijgen, zijn intensieve samenwerking en ondernemerschap over en weer erg belangrijk.’ Van der Zandt: ‘Soms zeggen mensen dat een waterschap als decentrale overheid niet ondernemend kan zijn. Maar mijn functie is business developer. Dat klinkt best ondernemersachtig, toch? En in de wereld van de grondstoffen merken de waterschappen dat ze partnerschappen moeten zoeken. Ze kunnen het niet alleen.’
‘Eigenlijk vinden we samen het wiel uit’
Hoe gingen jullie samen van start? Van der Zandt: ‘Waterschappers willen het liefst zelf bepalen wat er op de zuivering gebeurt en wat voor techniek er wordt gebruikt. Maar voor het terugwinnen van de cellulose hadden we echt kennis van anderen nodig. Er waren wel mensen die tegen me zeiden: maar dan gaan die anderen geld verdienen aan onze cellulose! En dan zei ik: ja, en dat is fijn, toch? Anders gebeurt er niets mee. En halen we onze duurzaamheidsdoelen ook niet.’ Pijlman: ‘De Stichtse Rijnlanden besloot de installatie te kopen die het zeefgoed uit het rioolwater terugwint en omzet naar een grondstof. Voor ons was het ook puzzelen: een samenwerking tussen een private en een publieke partij is spannend voor beide kanten. Je moet een vorm vinden om die bij elkaar te krijgen. De durf van een waterschap is daarbij belangrijk. Dat siert het hoogheemraadschap!’
We zijn nu bijna een jaar verder. Hoever zijn jullie nu? Pijlman: ‘Eigenlijk vinden we samen het wiel uit. Wat doe je waar? Hoe richten we het hele proces van afvalwater naar grondstof op basis van cellulose in? Tijdens het proces maken we steeds aanpassingen.’ Van der Zandt: ‘We krijgen straks een installatie die bijna kant-en-klaar op twee vrachtwagens wordt afgeleverd. Er gebeurt in de voorbereiding dus veel op een andere plek. Dat is voor ons nieuw. Waterschappers willen het liefst eerst veel beton storten. Maar nu gebeurt er nog weinig op de rwzi. Eerlijk gezegd ben ik blij als de installatie er deze zomer staat en we die kunnen aanraken. En ik ben natuurlijk pas echt blij als de installatie ook werkt!’
‘Het hele project verdient zich in een jaar of acht terug’
Wat gebeurt er met de grondstof die jullie uit het rioolwater winnen? Pijlman: ‘We hebben een afnemer gevonden: KWS Infra, in Nederland marktleider in de wegenbouw en de productie van asfalt. Die gaat deze grondstof onder meer gebruiken in asfalt voor wegen en fietspaden. Dat past heel goed in de circulaire gedachte. KWS bereikt hiermee een CO2-besparing ten opzichte van het gewone asfalt. Vanuit bedrijven neemt de vraag naar circulaire stoffen steeds meer toe. We hebben immers een grondstoffenschaarste en we gooien grondstoffen weg.’ Van der Zandt: ‘Recell kun je ook gebruiken om hoogwaardig composiet te maken. En dat kun je weer gebruiken voor bijvoorbeeld oeverbeschoeiing die we als waterschappen veel nodig hebben. Dat is toch helemaal mooi dat je grondstoffenproducent bent van je eigen spullen en je eigen cellulose hergebruikt?’ Pijlman: ‘En als je het hebt over kosten en baten: het hele project verdient zich in een jaar of acht terug.’
Wat kunnen andere waterschappen van jullie leren? Van der Zandt: ‘Ik zou zeggen: kom bij ons kijken. Want ieder waterschap dat ook zo’n installatie overweegt, kan van ons leren. De vijfde of de tiende installatie zal straks nog beter zijn.’ Pijlman: ‘Dit is de eerste keer dat we dit op grote schaal doen. Daarom is dit proces bij De Stichtse Rijnlanden belangrijk om tot een volwassen markt te komen.’ Van der Zandt: ‘Het is ook belangrijk dat je een bestuur en een directie hebt die zeggen: ga vooral door, ook als de weg nieuw en onbekend is.’ Pijlman: ‘Maar ook het ambtelijk apparaat heb je hard nodig om het project tot een goed einde te brengen.’ Van der Zandt: ‘Eigenlijk is het het belangrijkst dat je de wil en de durf hebt om dingen anders te doen dan je gewend bent. Je kunt niet alles precies volgens standaardregeltjes doen. Zo was in dit project aanbesteden lastig, omdat er maar één aanbieder was. Maar het verkennen van nieuwe wegen is heel leerzaam. En het maakt ons werk vooral ook leuker!’